Illegale vluchtelingen wachten, soms jarenlang, op een toekomst.



“Als je op iets wacht, is wachten niet erg. Maar ik wacht voor niks.” Al vijftien jaar ‘woont’ Ail-Ayr in Nederland. ‘Woont’ tussen aanhalingsteken, want leven in een opvang is niet echt een thuis. En ook dat dreigt weg te vallen als de nieuwe Bed-Bad-Brood regeling ingaat. Want de kleinere opvangadressen in Utrecht zullen dan overgaan in één grote opvang. Helemaal zeker is dat nog niet, omdat de Raad van State eerst nog een uitspraak moet doen of al deze kleinere opvangcentra wel of niet nodig zijn. Wat begrijpen asielzoekers van deze hele situatie? En wat vinden ze van zo’n grote opvang? “Na een paar weken sta je weer op straat, want terug kan ik niet. Dan blijf ik liever op straat.”

Het hele bed-bad-brood verhaal dreigde de afgelopen maand de coalitie te uiteen te trekken. Het politieke getouwtrek ging erom of uitgeprocedeerde asielzoekers wel of geen basisvoorzieningen moesten krijgen. De PVDA vind dat deze asielzoekers recht hebben op onderdak een douche en een maaltijd, terwijl de VVD vindt dat ze dat alleen moeten krijgen als ze meewerken aan de terugkeer naar hun eigen land. Er was al in november door het Comité van Ministers van de mensenrechtenorganisatie Raad van Europa geconstateerd dat Nederland verplicht is deze basisvoorzieningen te geven.
De PVDA en VVD hebben na dagenlang beraad een nieuwe regeling verzonnen waar onder meer instaat dat vluchtelingen alleen in de opvang mogen verblijven als ze meewerken aan hun terugkeer. Maar terugkeren naar het thuisland? Dat zit er lang niet altijd in voor iedereen.

Amin is 22 jaar en is sinds 6 maanden in Nederland. Hij komt uit Ethiopië en is ongeveer anderhalf jaar geleden gevlucht. Hij spreekt gebrekkig Engels en geen Nederlands. Een beetje schuchter zit hij buiten bij Villa Vrede, een dagopvang voor vluchtelingen. Communiceren is lastig, maar met hulp van gebaren kan hij zichzelf duidelijk maken.
In Ethiopië was het niet veilig voor hem. “A lot of problems.” Hij werd gearresteerd en zat vier maanden vast. Hij trekt zijn broekspijp omhoog en laat witte littekens zien op zijn been. Het zal er niet zachtaardig aan toe zijn gegaan. “They hurt me”, zegt hij. Na die vier maanden is hij gevlucht, uit angst. Hij heeft zijn moeder en twee zussen en twee broers achtergelaten en is naar Italië gevlucht. Daar is hij een tijd gebleven, totdat hij problemen met zijn gebit kreeg. Twee tanden moesten eruit, maar in Italië wilden ze hem niet helpen omdat hij geen papieren had. “Toen ben ik verder gevlucht. Ik kwam in Nederland uit en hier hielpen ze me wel. De twee tanden zijn eruit”, vertelt hij in het Engels en hij wijst naar zijn gebit.
Hij vindt het fijn in Nederland. De meeste mensen zijn vriendelijk. Hij wil niet weg en kan ook niet weg. Als hij teruggaat, is de kans groot dat hij weer opgepakt wordt en in de gevangenis belandt. In Utrecht krijgt hij hulp via STIL, een solidariteitsorganisatie voor vluchtelingen en migranten zonder verblijfsvergunning. Amin slaapt in een nachtopvang en leeft overdag op straat of is bij Villa Vrede. Hij wil eigenlijk een gewoon leven leiden met werk en een eigen ruimte.

Van het hele politieke gesteggel heeft hij niet alles meegekregen, maar een van de andere bezoekers wel (NAAM). “Dan worden de kleine opvangadressen gesloten en gaan we naar een grote opvang. Daar kijken ze of je terug wil, anders sta je op straat.”
Amin kijkt geschokt. “Terug? Ik kan niet terug. Dat is een groot probleem.” Wat zou dan de oplossing dan zijn? “Ik kan werken. Wat voor werk dan ook. Ik kan werken.”  


De lunch word geserveerd in Villa Vrede. Kip met rijst en tomatensaus. Joppe ten Pierik is gastheer in deze dagopvang. “Villa Vrede bestaat iets langer dan een jaar en compleet vrijblijvend. We zijn open van woensdag tot en met zaterdag en we organiseren activiteiten en Nederlandse les voor de vluchtelingen.” De verveling is hoog onder de asielzoekers. “Ze kunnen en mogen niks doen, omdat ze geen papieren hebben. Het is een vicieuze, vermoeiende cirkel; omdat ze hier asiel hebben aangevraagd, kunnen ze niet naar een ander land. Als er geen verblijfsvergunning word verstrekt, moeten ze terug. Maar soms kan dan niet, als bijvoorbeeld het thuisland ze niet accepteert. Ze zitten vast. Bij deze opvang kunnen ze even tot rust komen, les nemen, een was draaien, koken of muziek maken. Sommigen zitten de hele dag achter de computer en sommigen blijven maar een uurtje.” De politie mag binnenkomen voor controle, maar er wordt goed contact onderhouden, dus dat doen ze meestal niet, geeft Joppe aan. “Het is door de dagen heen een komen en gaan van mensen.  De mensen komen veelal uit Afrika, Syrië en Armenië.”

Joppe is niet te spreken over het bed-bad-brood akkoord. Hij denkt dat Villa Vrede wel openblijft, ook al gaat de regeling van kracht. “Utrecht trekt zich niet altijd overal wat van aan. Ik vind het schandalig hoe er wordt omgegaan met mensen. Het is moeilijk om asiel aan te vragen. Al die regels en al die vragen. Je zou je eens moeten verplaatsen in een vluchteling. Stel, je bent homo, maar in je eigen land wordt je vervolgd om je geaardheid. Daarom heb je altijd gelogen over wie je bent. Je besluit te vluchten en dan wordt hier gevraagd waarom je vlucht. Dan is het moeilijk om opeens de waarheid vertellen, je hebt je hele leven al gelogen.”

Ail-Ayr (37) uit Algerije zit in die vicieuze cirkel, al vijftien jaar lang. “In 2000 kwam ik Nederland binnen”, zegt hij in het Nederlands. “Ik ben in die tijd vijf keer in de gevangenis beland, omdat ik geen papieren heb.” Zijn dossier is inmiddels dicht en de ambassade weet dat hij nergens heen kan, maar een oplossing is er niet. “Ik wacht nu op niks.”

Ail-Ayr slaapt in nachtopvang De Toevlucht en heeft geen recht op een verblijfsvergunning. Hij kan ook niet terug. “In 2000 was het in Algerije onveilig. Mensen werden gedood op straat. Ik ben toen meegereisd met een kennis naar Nederland.” Ail-Ayr krijgt, als hij terug zou gaan, ook geen papieren meer in Algerije. “Ik heb geen geld, geen contact met familie. Ik heb daar niks.” Als hij niet meer in De Toevlucht terecht zou kunnen, maar naar een grote opvang zou moeten, zou hij liever op straat leven. “Daar eindig ik dan uiteindelijk toch weer. Op zes plekken opvang in Nederland is niet genoeg.” Een toekomst ziet hij niet echt meer en een oplossing ook niet. Het liefst wil hij werken en een eigen kamer. “Een huis hoeft niet, maar een eigen kamer zou al fijn zijn. Een eigen bed.”

Ibrahim zit naast hem. Hij is 20 jaar en is moe. “Elke dag is hetzelfde. Geen school, geen werk, niks. Het is alsof ik geen mens ben.” Hij heeft last van stress. “Ik ben hier gekomen vanuit Guinee (Afrika) toen ik 16 jaar was en ik kan echt niet terug. Wat voor terugkeer-begeleiding willen ze me dan geven in die opvang?”
Margreat Jenezon (47) werkt meer dan 18 jaar bij STIL. Zij vindt de voorwaarde die hangt aan bed-bad-brood te groot. “Het is een chantagemiddel. Je krijgt alleen opvang als je meewerkt aan je terugkeer. Er is heel was mis met het beleid. Er zullen altijd particuliere opvangplekken nodig blijven, vooral voor de meer kwetsbare mensen. Een 60-jarige migrantenvrouw zei onlangs tegen mij: dit is puur fysiek overleven, maar we hebben meer nodig dan dat.”


Een deel van deze vluchtelingen blijven in de nachtopvang aan de Weerd-singel van stichting De Tussenvoorziening. Luuk Haagen, werkzaam bij de nachtopvang, vindt het een schijnakkoord. “Puur
om het kabinet bijeen te houden en zodat zowel de PVDA en de VVD geen gezichtsverlies lijden.” Er kunnen twintig bezoekers in de opvang slapen en die zit dan ook meestal vol. Luuk maakt zich zorgen. “Stel dat dit akkoord toch doorgaat en er geen financiële steun komt voor de opvang,  dan staan alle twintig gasten weer op straat. Ze zullen waarschijnlijk in portieken moeten slapen, crimineel gedrag vertonen om te kunnen eten en kleden. Ik kan me niet voorstellen hoe deze mensen in leven kunnen blijven zonder de nachtopvang.”

Gevorv (30) uit Armenië is al zes jaar in Nederland en maakt nu vooral gebruik van de dagopvang. Villa Vrede is belangrijk voor hem. “De procedures duren lang en het asielzoekersleven is moeilijk. We hebben hulp nodig. Door de opvang hoef ik niet de hele dag buiten te zijn. Ik kan hier de was doen, met mensen praten en ik heb hier Nederlandse les gehad, waardoor ik mensen beter snap. Dat maakt me blij, dan heb ik niet meer het gevoel alsof ik van een andere planeet af kom.” Gevorv lacht. “En heel belangrijk, ik kan hier een beetje rustig zitten. Soms ben ik zo moe.” Maar het liefste zou hij gewoon willen werken. “Ik kan bijvoorbeeld goed koken. Maar mijn toekomst is afhankelijk van de situatie hier. Gelukkig is het in de opvang nog fijn.”